Turbulente stroming
Het grootste verschil tussen thermisch gedreven mengventilatie en verdringingsventilatie is de manier waarop de toegevoerde lucht zich mengt met, of verplaatst in de ruimte. Bij mengventilatie wordt lucht met een relatief hoge snelheid ingeblazen via roosters in wand, vloer en/of plafond of via inductieunits. Hierdoor ontstaat een turbulente stroming: de toevoerlucht mengt zich snel met de aanwezige ruimtelucht, wat leidt tot een homogeen klimaat. Dit is zinvol wanneer een gelijkmatige temperatuur in de hele ruimte is gewenst en het plafond bijvoorbeeld niet erg hoog is. Bovendien is mengventilatie relatief eenvoudig te implementeren en vraagt doorgaans om minder oppervlakte voor de luchtroosters.
In hogere gebouwen of ruimtes waar sprake is van warmtelasten of verontreiniging, blijkt verdringingsventilatie in veel gevallen efficiënter. De gekoelde, frisse lucht wordt laag in de ruimte, meestal op leefniveau, ingebracht met een lage uitblaassnelheid. Zodra de lucht opwarmt door warmtebronnen – denk aan personen, machines of verlichting – stijgt deze naar het plafond, waar de vervuilde, opgewarmde lucht wordt afgezogen.
In theaters, musea, bioscopen, productieomgevingen en hallen; hoge ruimtes waar warmte of vervuiling optreedt, kun je een goede thermiekstroming bewerkstelligen. Verdringingsventilatie is dan veel efficiënter dan mengventilatie, doordat je de leefzone
actief voorziet van frisse, gekoelde lucht.
Boven in de ruimte ontstaat een warmere, vervuilde luchtlaag, die je eenvoudig kunt afzuigen. Bij mengventilatie moet je immers het gehele luchtvolume van de ruimte als koel of verwarmingsmassa beschouwen, waardoor je veel meer energie kwijt bent. Het is eigenlijk heel logisch, waarom zou je de hele ruimte conditioneren als alleen de leefzone van belang is?